Voor behoud van de licentie Alpiene Tochtleider bij de NKBV is het vereist om eens in de 3 jaar in de praktijk beoordeeld te worden door een International Mountain Leader of UIAGM-gids. Dat is wat onwennig, omdat een tochtleider vaak zelfstandig opereert, maar in leersituatie ontstaan toch altijd weer inzichten. Het is een mooie kans om bestaande vaardigheden bij te spijkeren.
De masterclass van 10 t/m 13 mei 2018 had als startpunt het Gimpelhaus dat als een adelaarsnest boven Nesselwängle was gesitueerd en werd begeleid door een IML en een aspirant-IML. De Tannheimer bergen in de Noordelijke Kalkalpen vormden het decor, een klimmersparadijs met dramatische rotswanden en in deze periode nog flinke sneeuwvelden. Het werd een leerzame vierdaagse vol ervaring, techniek en theorie.
Op donderdag 10 mei vertrokken we vanuit het Gimpelhaus (1650m) naar de Nesselwangler Scharte (2000m), een col met sneeuwvelden omgeven door rotswandjes. Onderweg naar boven waren de sporen van de gesmolten sneeuwpakketten en het nog wegtrekkende vocht onmiskenbaar aanwezig. Modderige paden, gladde grashellingen en breuklijnen in de ondergrond met hier en daar paden die aan flinke erosie onderhevig waren en dreigden weg te glijden onder hun eigen gewicht. Onder de rotswand van de hoofdkam gingen de helmen op en boven op de col vonden wat oefeningen plaats. De eerste opgave was om in korte tijd een vast touw aan te brengen om een klauterpassage af te zekeren. Dat bleek toch wel even werk te zijn.
Bij het touwwerk bekeken we verschillende knopen en opspanningstechnieken. Een goed moment om meteen de praktische verschillen tussen hulptouwen te voelen. Zo had ik een 9mm Petzl Volta enkeltouw van 30 meter 1,5kg bij me en vanuit de NKBV hadden we een Edelrid Skimmer tweelingtouw mee van 7,1mm, ook 30 meter, van slechts 1 kg. In de handboeken van vooral de Engelsen worden touwen aanbevolen die men goed vast kan pakken, dus minimaal 9mm zouden moeten zijn, maar in de praktijk was het dunne touw ook heel goed te hanteren. In een inzetbereik waar een voorklimval niet echt gaat voorkomen, is dat misschien ook wel veilig genoeg. Duidelijk was in elk geval het verschil in gewicht. Zeker een overweging voor de tochtbegeleider die het alleen voor noodsituaties met zich mee draagt..
Daarna kwamen de lawinepiepers tevoorschijn en werd het zoeken naar een slachtoffer opgefrist. Rond de middag daalden we weer af naar de hut, omdat er onweer voorspeld was. Dit zou de dagen erna hetzelfde zijn, maar toch brak het nooit door. De lunch in de hut met brood, zuurkool en worst was een prima basis voor nog enkele uren theorie: o.a. aanscherping van oriëntatie, navigatie en risico inschatting d.m.w. van de 3×3 methode, waarbij je op verschillende momenten de factoren mens, terrein en omstandigheden beziet en daar beslissingen aan ophangt.
De volgende dag zou het opknappen. We werden wakker met stralende zon en blauwe lucht, dus de sfeer in de hut zat erin. Inmiddels zat het vol met klimmers die Hemelvaart kwamen vieren op sportklimroutes die hen letterlijk dichter bij de hemel brachten. De meesten trokken naar de vele routes in de wand van de nabijgelegen Rote Fluh (2108). Op ons programma stond een 3 uur durende klim door de Zuidoost-wand naar de top van de Gimpel (2173m), die fier uittorende boven de omringende toppen en graten.
De normaalroute die wij namen had een II waardering op de UIAA-schaal, nog geen klimroute, maar steil genoeg om onderweg alle handen en voeten nodig te hebben. Een mooie tocht omhoog in schitterend weer volgde, waarbij werd geoefend met ‘confidence roping’, ofwel de ‘verkorte touwtechniek’, waarbij een persoon aan kort touw wordt begeleid en dat vaste rotspunten, of het lichaam van de begeleider als zekeringspunten worden ingezet waar dat nodig is.
De begeleider zit zelf niet vast aan het touw, om het risico in een val meegesleurd te worden te voorkomen. Het touw met name bedoeld is om extra steun te geven en onbalans of een beginnende val te corrigeren en waar mogelijk de rots te gebruiken als zekerpunt. Dit waren leerzame uren, want het hanteren van touw is voor een wandelaar niet vanzelfsprekend een 2e natuur. Continue beoordeling van valgevaar, zoeken naar vaste punten, het innemen en uitgeven van touw en voeling houden met de deelnemer zorgden voor waardevolle inzichten.
Tussendoor kwamen we nog verschillende mooie rotsbloemen tegen die uitgebreid bestudeerd en zo nodig gedetermineerd werden met de Alpine Flower App. Op de graat oefenden we op een sneeuwveld dat in de diepte verdween ook nog een pendelzekering: een hoog ankerpunt boven het veld diende als zekering voor de hele oversteek.
Na nog enkele steile sleutelpassages was daar de top! Na de gezamenlijke lunch met Alpenkauwen een een paar pittige oriëntatie-opgaven ging het weer retour. Op de steile afdaling bleven de touwen achterweg, om tempo te maken, maar toch vergde de route doorlopende zorgvuldigheid.
De middag in de hut werd gebruikt voor Weerkunde theorie. Ons hoofd hadden we al op de heenweg gebroken over de heersende weersituatie. Met twee prominente hoge drukgebieden boven Europa en een vlakke drukverdeling boven de Alpen was het vreemd dat er regen en onweer voorspeld was. Het bleek dat precies in ons gebied sprake was van een zeldzaam verschijnsel: een ‘Hohentief’, of ‘Kaltlufttropfen’: een lage drukcel op grote hoogte, die ook wel het ‘vetoog van de meteorologie’ wordt genoemd. Deze cel wordt voor het ongetrainde oog niet zichtbaar op luchtdrukkaarten, maar komt tot uiting op meteorologische 500 millibar kaarten. De koude luchtcel zorgt voor een plaatselijke instabiele weersituatie, die regen en onweer met zich meebrengt.
Zaterdag stond in het teken van de oversteek naar de Otto Mayr-hutte in het naastgelegen dal. Hiervoor moesten we de hoofdkam over. Via de col naast de Gimpel beklommen we eerst de Rote Fluh (2108m) langs de met kabels gezekerde normaalroute. Tussendoor werd een cursusgroep van alpinisten ingehaald die een voor een omhoog werden gezekerd over een steil sneeuwveld. Aan de westkant van de Rote Fluh daalden we af via de Friedbergklettersteig. Daar namen we de touwen weer in de hand om de ‘deelnemers’ weer veilig naar beneden te begeleiden.
Na een paar kleuterpassages en een lange graat met prachtige uitzichten, doken we op de volgende col onder aan de sleutelpassage van de klettersteig een steil sneeuwveld in naar beneden. Een uitgelezen plek om het remmen van een val in sneeuw weer op te frissen, wat dan ook naar hartelust gebeurde..
Vervolgens moest het dal overgestoken worden, om op de tegenovergelegen klim naar de Lauferspitze (1958m) te komen. In deels wegloses gelände spoorden we door sneeuw, gras en de rotsige en mossige bedding van een bergbeek. Een avontuur op zich..
Ondanks de slechte voorspellingen ontwikkelde het weer zich niet verontrustend snel en konden we halverwege middag nog de Lauferspitze op. Door een steile sneeuwhelling spoorden we rap naar de voet van de korte tweedegraads klim, waarna de top in slechts een kwartiertje bereikt werd.
Grijze wolken, maar er heerste nog geen gevoel van onrust, of naderend onheil. Een vlotte afdaling naar de houten Otto Mayr-hutte eindigde met Weissbier en Radler Sauer op het terras. In onze nopje met de bediening werden de slaapruimtes ingericht en een douche genomen. De wachttijd voor het diner werd nog gedood met wat extra knopen: o.a. de paalsteek, vissersknoop en vlinderknoop.
Dag 4 was nog een bijzondere in zijn eigen opzicht. We zouden via de Nesselwangler Scharte terugsteken naar de auto’s, maar de wand die we daarvoor in moesten zag er niet uitnodigend uit. Oude sneeuwvelden van onder tot boven werd onderbroken door steile rotsbandjes. We hoorden dat hier vorig jaar een natte sneeuwlawine naar beneden was gekomen en dat de rotsband ook een dode had geëist. Toen de huttenwirt lucht kreeg van ons plan hief ze met grote ogen haar vinger op. We moesten het niet wagen!
Uiteindelijk werd het een goede overlegcasus, waarna toch de conclusie was dat we via een alternatieve route, het Sabajoch (1860m) terug zouden lopen. Zeker een lieflijker keuze, want deze route doorkruiste een mooi rustig dal op hoogte met veel bloemen en nieuwsgierige gemzen. Met een goed gevoel na een uitdagende en veelzijdige vierdaagse kwamen we weer op de parkeerplaats aan. Missie geslaagd en wij ook!
Wat ik met name heb gevoeld is dat trainen op Ie en IIe graad routes belangrijk is voor de souplesse in steil terrein. Dit wordt vooral van belang als je zelf mensen aan touw voert door lastige passages. Dan is het fijn en ook van fundamenteel belang om zelf ‘voldoende over te hebben’. In die zin was dit een top 4-daagse!